Schouder luxatie

Informatiefiche omtrent de behandeling van een schouder luxatie.

Dr. Frederik Mortier

frederik.mortier@orthomortier.be

schouderluxatie-1

Inleiding

De schouder is een zeer beweeglijk gewricht maar is ook een onstabiel gewricht. Dit wil zeggen dat de schouder gemakkelijk kan ontwrichten (= schouderluxatie). De basis hiervoor ligt in de beenderige structuur van het gewricht: de schouder bestaat uit een zeer klein pannetje waarop een grote kop als het ware moet ‘balanceren’.

Stabiliserende structuren:

  • het labrum:  een brede ‘meniscus’  die stevig vastzit op de pan en het oppervlak van de pan vergroot en de kop als een soort zuignap omsluit
  • ligamenten (gewrichtsbanden) en het kapsel die een vangnet vormen om ontwrichting te voorkomen.
  • de peeskap of rotator cuff ligt rondom het gewricht en houdt de kop stevig tegenaan de pan
  • de grote spieren van de romp (‘pectoralis’, ‘deltoideus’, ‘trapezius’, ‘serratus’,…) geven een extra dynamische ondersteuning

Bij een val, een trekkracht of een extreme beweging kan de kop toch uit de kom getrokken worden (meestal naar voor toe). Bij een ontwrichting kunnen verschillende soorten letsels optreden:

  • Bankartletsel: het labrum scheurt vooraan los van de beenderige pan. De pan verliest een deel van haar draagoppervlak, de zuignapfunctie wordt verstoord.
  • De ligamenten raken uitgerokken of kunnen scheuren; het vangnet van de schouder faalt.
  • Hill Sachs letsel: de kop krijgt ook vaak achteraan een deuk door druk tegen de hardere pan.
  • De peeskap (rotator cuff) kan doorscheuren bij ernstige luxaties.
  • Zeldzaam scheurt de pees met een botstuk van de kop.

Door deze veranderingen van de stabiliserende structuren van de schouder bestaat er een grotere kans dat de schouder opnieuw zal ontwrichten. Dit risico is groter naar gelang de eerste ontwrichting op jongere leeftijd optrad.

Er bestaat ook chronische instabiliteit – doch dit is eerder zeldzaam: Sommige mensen hebben genetisch meer elastische ligamenten en bindweefsel. Dit noemen we hyperlaxiteit van de gewrichten. Uiteraard zijn niet enkel de schouders maar ook andere gewrichten gevoelig aan overbeweeglijkheid (bv enkel instabiliteit)

Behandeling

Het is belangrijk dat een schouderluxatie zo snel mogelijk terug op zijn plaats wordt gezet. Vaak lukt dit niet zomaar en is een reductie onder een korte narcose nodig.

De verdere nazorg kan niet-operatief of operatief zijn:

Niet-operatief

  • Korte periode arm in draagdoek of brace met  de arm naar buiten
  • snel starten met aanspannen van de armspieren onder kiné begeleiding
  • vermijden arm naar buiten te draaien, achterhoofd te reiken
  • risicosporters (motorcross, rugby, ..) krijgen een beschermend brace
  • sporthervatting ten vroegste 6 weken

Operatief

Gezien het grote risico op nieuwe ontwrichtingen wordt, bij jonge mensen, bij sporters of bij risicoberoepen, vaak geopteerd voor een heelkundig herstel. Hierbij zij er 2 grote groepen van ingrepen: kijkoperatie en herstel van het afgescheurde labrum of “Bankart herstel” en de open operatie met botblokje (Bristow-Latarjet)

  • Bankart procedure (kijkoperatie):
    Het opnieuw aanhechten van het afgescheurde labrum (= Bankart letsel) en versteviging van het kapsel (= Bankart herstel).
  • Bristow-Latarjet procedure (botblokje):
    Bij ernstige botdefecten/bij veelvuldige luxaties kan het soms noodzakelijk zijn een open schouderstabilisatie uit te voeren. Een botblokje wordt dan voor de schouderpan geplaatst zodanig er een extra bumper is.

Welk type behandeling voor u noodzakelijk is zal samen met uw arts besproken worden.

Complicaties

Bij een schouderluxatie kunnen er naast de hoger beschreven letsels ook letsels van de zenuwen optreden. Meestal geeft dit maar een tijdelijke uitval, doch herstel kan soms maanden duren.

Zeldzaam treden er bij een luxatie ook gelijktijdig peesletsels op. Dit is meestal bij oudere patiënten waarbij de pezen al een zekere graad van slijtage vertonen.

De complicaties na operaties worden besproken in de inlichtingen-fiche van de operatie zelf.